Tot hoever gaat te informatieplicht van werkgevers m.b.t. pensioenverzekering?
Wat wordt er van werkgevers precies verwacht?
M
Boeiend onderwerp. Er zijn momenteel nogal wat levenbedrijven via coldcalling stevig op deze manier aan het acquireren onder het mom van informatieplicht.
Voor zover mijn kennis rijkt ( ik ben niet geheel zeker op dit punt) is er nog geen wettelijke verplichting. De stichting van de arbeid heeft over dit onderwerp wel e.e.a. te zeggen zie (www.stvda.nl) Ik hoor graag de meningen van de collega's.
Mvg, jeroen
Zie onderstaand vakartikel. Er komt behoorlijk wat informatieverplichtingen aan in de Nieuwe Pensioenwet.
=====================================
De informatieverplichtingen in de nieuwe Pensioenwet
Voorlichting en commu-nicatie op het aanvullende pensioenterrein vragen steeds meer de aandacht van de besturen van pensioenfondsen. Niet in de laatste plaats omdat slechte communicatie in toenemende mate juridische en financiële gevolgen heeft. Zij kunnen echter niet langer in volle vrijheid over de voorlichting nadenken en plannen maken. De politiek heeft zich inmiddels van deze deelaspecten meester gemaakt en gebruikt de totstandkoming van een nieuwe Pensioenwet om een forse wensenlijst bij de wetgever neer te leggen. Zie hieronder de voorlopige resultaten!
Inleiding
In dit artikel wordt ingegaan op de informatie- en voorlichtingsbepalingen in de nieuwe Pensioenwet (PW). Van deze wet, die de bestaande Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) moet gaan vervangen, zijn tot nu toe enkele hoofdstukken bekend die nog slechts een ambtelijke status hebben. Met andere woorden: over de inhoud van het hiernavolgende heeft nog geen officiële politieke besluitvorming plaatsgevonden. Wel heeft staatssecretaris Rutte uitgesproken dat de PW met ingang van 1 januari 2006 in werking zal moeten treden.
Behalve door politieke besluitvorming zullen nog aanpassingen kunnen plaatsvinden op grond van en als gevolg van de advisering door de PVK (DNB), STAR en Actal. Laatstgenoemd adviesorgaan van de regering toetst de wetsvoorstellen met name op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, waarvan de pensioenuitvoerders (PUO) uitdrukkelijk onderdeel uitmaken. Voor de pensioenuitvoeringswereld natuurlijk een interessant college, een ‘strohalm’, wellicht als het gaat om terugdringing van overheidsregels, deregulering e.d.
Helaas moet echter worden vastgesteld dat de informatie- en voorlichtingsvoorschriften merendeels bij wet worden geregeld en derhalve weinig wordt overgelaten aan de besturen van de PUO's dan wel sociale partners die toch primair verantwoordelijk zijn voor het aanvullende pensioenterrein. * In de politiek bestaat consensus over het feit dat de aanvullende pensioenen bijzonder complex zijn geworden, de belanghebbenden er te weinig van afweten en hun kennis dus moet worden vergroot c.q. de materie zelf begrijpelijker en transparanter moet worden gemaakt. Er bestaat in de politiek onvoldoende vertrouwen dat zulks aan het proces van zelfregulering kan worden overgelaten.
Ik zal in dit artikel voorbeelden geven waarom de onderhavige materie zich echter niet altijd voor wetgeving leent.
Aan het slot van dit artikel ga ik nader in op de ‘Bolkestein-richtlijn’ *, waarin een opsomming voorkomt van informatie- en voorlichtingsbepalingen die vóór 23 september 2005 - dus eerder dan de beoogde invoeringsdatum van de PW - in de nationale wetgeving van de lidstaten moeten zijn geïmplementeerd. Deze ontwikkeling loopt in de tijd bijna gelijk met het wetgevingsproject van de PW en zou dus bij dat project kunnen worden meegenomen. De vorenbedoelde implementatie moet echter apart plaatsvinden en wordt dus waarschijnlijk de laatste wijziging van de PSW.
Enkele algemene bepalingen
De PW maakt onderscheid tussen informatie die in schrifttekens op papier moet worden verstrekt en informatie die wél schriftelijk, maar niet op papier behoeft te worden aangeleverd. In het laatste geval moet worden gedacht aan verstrekking van informatie via e-mail of fax. Als de ontvanger de informatie in de vorm van een elektronisch document ontvangt, moet hij een en ander op papier kunnen afdrukken. Gsm-berichten zijn dus niet toegestaan. Voorbeelden van documenten die in schrifttekens op papier moeten worden verstrekt, zijn de jaarlijkse pensioenopgave, informatie over de pensioenaangroei, reglementair te bereiken pen-sioenaanspraken, (jaarlijkse) indexering en eventueel informatie over de uitvoering van een herstelplan. De beweegredenen hiervoor zijn dat zodoende de garantie bestaat dat deze informatie de betrokkene bereikt en langdurig kan worden bewaard. De wetgever heeft blijkbaar nog onvoldoende vertrouwen in de elektronische informatieverschaffing en -opslag. Desondanks vindt de wetgever dat een ‘toekomstbestendige norm’ is afgegeven, omdat de schriftelijke informatieverstrekking niet op papier is gecreëerd. Verwijzing naar een website is mogelijk, mits die voor de betrokkene bereikbaar is. Het jaarverslag en de jaarrekening, de uitvoeringsovereenkomst, richtlijnen beleggingsbeleid e.d. kunnen zo worden verstrekt. De krachtens de PW door de PUO spontaan en verplicht te verstrekken informatie moet altijd schriftelijk op papier gebeuren, de verstrekking niet op papier heeft altijd betrekking op informatieverstrekking op verzoek.
In het algemeen vindt de informatieverstrekking aan de belanghebbenden kosteloos plaats, indien sprake is van verplichte informatieverstrekking op papier. Indien de informatie niet op papier behoeft te worden verstrekt, zijn daaraan voor betrokkenen geen kosten verbonden als de PUO een en ander per e-mail of fax kan doen; vraagt de betrokkene in die situatie toch om schriftelijke stukken op papier, dan mag de PUO kosten berekenen. Nergens in de PW staat dat kosten in rekening mogen worden gebracht als betrokkene binnen een jaar herhaaldelijk om informatie verzoekt.
Een derde opmerking van algemene aard betreft de verantwoordelijkheidsverdeling op het onderhavige deelterrein. De PW maakt onderscheid tussen informatie over de inhoud en over de uitvoering. De werkgever is krachtens art. 655, lid 1, onderdeel j, Boek 7, BW verplicht om essentiële onderdelen van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer mee te delen; hij is dus ook verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie aan zijn werknemers over de arbeidsvoorwaarden, waaronder het pensioen en de deelneming aan een pensioenregeling. Hij kan deze taak evenwel aan de PUO delegeren. De werkgever dient de werknemer ook te informeren over waar hij de pen-sioenovereenkomst qua uitvoering heeft ondergebracht en over wijzigingen daarin. De werkgever is verder verantwoordelijk voor de aanmelding van de werknemer bij de PUO. De overige informatieverstrekking is de verantwoordelijkheid van de PUO. Naar hieronder nog zal blijken, blinkt deze verantwoordelijkheidsverdeling qua overzichtelijkheid niet uit. Ik verwacht dan ook dat er een praktijk zal ontstaan waarin de werkgever zijn verplichtingen aan de PUO heeft overgedragen, zodat alle informatieverstrekking in handen is van de PUO.
Nieuw in de PW zal zijn, dat de PUO de te verstrekken informatie moet zenden naar het laatst bekende adres van de betrokkene. Indien deze daar niet meer woont, moet de PUO bij de gemeentelijke basisadministratie (GBA) navraag doen. Het is dus zo dat als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde verzuimt aan de PUO zijn actuele adres door te geven, hij daarmee ‘zijn’ uitvoerder benadeelt, omdat deze de GBA moet inschakelen. Het vorenstaande geldt alleen voor situaties waarin de betrokkene in Nederland woont. De inspanningsverplichtingen voor de PUO gaan derhalve verder dan het huidige art. 7.17.1.9 BW op grond waarvan de verzekeraar zich enkel behoeft te houden aan de laatste hem bekende woonplaats.
Een laatste opmerking vooraf betreft het gegeven dat in de PW steeds over de ‘pensioenuitvoerder’ wordt gesproken en daarmee zowel het pensioenfonds als de verzekeraar wordt bedoeld. Dit impliceert dat de PW de in dit kader gehanteerde begrippen, definities, terminologie e.d. heeft geüniformeerd en op beide type uitvoerders toepast. De verzekeraars hebben reeds aangegeven hiermee grote moeite te hebben, omdat zij in al hun communicatiemiddelen het jargon ('verzekeringsnemer' wordt ‘deelnemer’ enzovoort) moeten aanpassen. Zij hebben ook grote moeite met de hiervoor behandelde verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgever en PUO: in hun huidige verhouding met de werkgever is de laatstgenoemde voor meer zaken verantwoordelijk dan de PW voorstelt.
Informatieverplichtingen in de pensioenovereen-komst
Het ‘hart’ van de PW zal bestaan uit het regelen van
§ de verhouding tussen werkgever en werknemers: deze verhouding wordt geregeld in de zogenoemde pensioenovereenkomst (het begrip ‘toetredingsbrief’ vind ik in de PW niet meer terug);
§ de verhouding tussen de werkgever en de PUO: deze verhouding wordt neergelegd in de zogenoemde uitvoeringsovereenkomst (de wetgever heeft de tot nu toe gevoerde term ‘opdrachtbrief’ weer verlaten); en
§ de verhouding tussen de PUO en de werknemers c.q. deelnemers: deze verhouding vindt zijn neerslag in de pensioenreglementen (en statuten).
De pensioenovereenkomst komt in de plaats van de eenzijdige pensioentoezegging van de werkgever. Een pensioenoverkomst komt tot stand door een aanbod van de werkgever, gevolgd door een acceptatie door de werknemer. De werkgever informeert de werknemer binnen een maand na de aanvang van het werk of hij hem een aanbod zal doen (of niet) en op welke termijn. Als de werkgever hier niet (tijdig) aan voldoet, wordt hij geacht een zelfde aanbieding te hebben gedaan als aan zijn andere werknemers. Deze ‘algemene werking’ wijkt de facto niet af van het huidige art. 2, lid 2, PSW. Ik verwacht dan ook dat de werkgever de hiervoor genoemde maandtermijn laat lopen.
De werkgever is verplicht zijn werknemers te informeren over de inhoud van de pensioenovereenkomst en wel binnen drie maanden na het sluiten van die overeenkomst. Hij mag dat nota bene mondeling doen (maar niet uitsluitend), omdat hij thans de werknemer ook niet schriftelijk behoeft te informeren over de arbeidsovereenkomst. Ik vind dit onderdeel in de PW eigenlijk ‘een vreemde eend in de bijt’ en pleit voor verplichte schriftelijke informering. Wel vindt deze schriftelijke informatieverstrekking plaats als de werknemer hierom verzoekt. De werkgever moet de werknemer er voorts op wijzen dat laatstgenoemde om schriftelijke informatie kan vragen. De desbetreffende informatie mag elektronisch worden aangeboden, verwijzing naar een website is ook toegestaan, mits de werknemers daartoe toegang hebben. Vermelding op een prikbord dat de informatie op de website staat, acht de wetgever onvoldoende: een verwijzing naar een site moet op individuele basis geschieden.
Zoals gezegd, mag de PUO de informatie over de inhoud van de pensioenovereenkomst verstrekken, maar de werkgever blijft ervoor verantwoordelijk.
Bij wijzigingen van de pensioenovereenkomst zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers binnen drie maanden na die wijzigingen worden geïnformeerd.
De pensioenovereenkomst zal volgens de PW ten minste informatie moeten bevatten over de ingang van de overeenkomst, naam en adres van de PUO, de pensioensoorten, het karakter van de overeenkomst en welke risico's de werknemer draagt, de wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld, de ingang van de pensioensoort en duur van de uitkering, de gevolgen van beëindiging van de deelneming, de gevolgen in geval van deeltijdarbeid, arbeidsongeschiktheid, onbetaald verlof, voorwaarden voor toeslagen, een eventueel betalingsvoorbehoud van de werkgever, vaststelling van de eigen bijdrage van de werknemer, keuzemogelijkheden bij uitruil en uiteraard allerlei informatieverplichtingen van de werknemer jegens zijn werkgever. Werknemers die nog geen pensioen opbouwen moeten informatie krijgen over de voorwaarden waaraan zij niet voldoen.
Alle vorenstaande informatie moet volgens de voorgestelde wettekst ‘in duidelijke en voor de werknemer begrijpelijke bewoordingen’ worden verstrekt. Hier hebben we met een formulering te maken die zich eigenlijk niet leent voor een wettelijk voorschrift vanwege het subjectieve karakter. Het is in ieder geval duidelijk dat de werkgever niet meer kan volstaan met het toezenden van het pensioenreglement. De werknemer kan wel het pensioenreglement opvragen .
Informatieverplichtingen in de uitvoeringsovereen-komst
De uitvoeringsovereenkomst komt in de plaats van de financieringsovereenkomst, maar regelt meer dan alleen de financiering. In de uitvoeringsovereenkomst moet in ieder geval geregeld zijn welke informatie de werkgever aan de PUO moet verstrekken. Jegens de verzekeraar gold deze verplichting al op grond van art. 4, lid 1, van de Regelen PSW. Het zal daarbij vooral gaan om persoons- en salarisgegevens van de werknemers. Voorts worden afspraken neergelegd over de wijze van aanlevering van gegevens en mutaties.
Verder somt de PW enkele facultatieve onderwerpen van de uitvoeringsovereenkomst op. Deze onderwerpen behoeven dus niet verplicht te worden opgenomen, maar als er afspraken over worden gemaakt, moeten ze worden opgenomen. Als voorbeeld noemt de wetgever de diverse meldingsplichten. Als de werkgever een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de betaling- c.q. vermindering van de premie, moet hij de PUO onverwijld in kennis stellen- van zijn voornemen om op dit voorbehoud een beroep te doen. De PUO moet vervolgens de deelnemers en gepen-sioneerden binnen een maand (of binnen- twee maanden als aanspraken worden- aangetast) informeren. De wetgever- achtte de PUO geschikter voor deze informatieverschaffing, omdat- deze onafhankelijker is van de werkgever, die bovendien de gepen-sioneerden niet kent. Kortom, hier prevaleert het belang voor de deelnemers c.s. van de aard van de informatie, boven de vraag wie informeert! Hetzelfde geldt voor een premieachterstand van de werkgever. Ook dan meldt hij dit aan de PUO, die vervolgens de deelnemers en de PVK moet informeren.
Er is op dit onderdeel van de PW een duidelijke lastenverschuiving van werkgever naar PUO zichtbaar.
Informatieverplichtingen in het pensioenreglement
De werkgever informeert, zoals gezegd, de werknemers over de inhoud van de pensioenovereenkomst, de PUO wordt volgens de PW uitdrukkelijk belast met het opstellen van het pensioenreglement, waarbij hij uiteraard de afspraken die in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst staan respecteert en volgt. In de huidige relatie tussen verzekeraar en werkgever is de laatste verantwoordelijk voor het reglement.
De PUO verstrekt aan de (actieve) deelnemers op verzoek de geldende reglementen (deze verplichting geldt ook jegens de slapers en gepensioneerden). De huidige PSW bepaalt in art. 17, lid 1, dat bij toetreding de deelnemers worden geïnformeerd over de inhoud, dus geen toezending van de integrale tekst. De PUO wordt niet verplicht na elke wijziging een nieuw reglement toe te zenden. Wel is dat weer opvraagbaar en is het de werkgever die zijn werknemers op deze mogelijkheid moet wijzen.
De verplichte verstrekking van informatie over verworven pensioenaanspraken, de jaarlijkse waardeaangroei en het reglementair te bereiken pensioen * staat ook al in de PSW. Nieuw is dat wat betreft de verworven aanspraken informatie moet worden gegeven over de looptijd van de dekking en uitkering, of de aanspraken op kapitaal- of risicobasis zijn verzekerd, recht op partnerpensioen bestaat na beëindiging van de deelneming e.d. De aanspraken betreffen zowel de verplicht als vrijwillig opgebouwde aanspraken.
Nieuw is ook de verplichte informering over een toeslagverlening, relevant bij geïndexeerde middelloonregelingen. Deze informatie moet tevens gegevens over het toeslag beleid inhouden, dat wil zeggen over de toeslagsystematiek, de bijpassende reservering, de lange termijnperspectieven conform het financieel toetsingskader (FTK), eventuele afwijkingen van het beleid e.d.
De PUO moet informatie verstrekken over de uitvoering van een herstelplan in geval van een onderdekking of reservetekort. Volgens de PW wordt deze informatie bij de jaarlijkse pensioenopgave gegeven, maar bij navraag bleek dat afzonderlijke informering ook is toegestaan.
Op verzoek worden documenten zoals het jaarverslag en de jaarrekening, de uitvoeringsovereenkomst, richtlijnen beleggingsbeleid e.d. verstrekt, alsmede informatie over de gevolgen uitruil e.d.
Voorts is de PUO verantwoordelijk voor de informatie over zowel de inhoud als de uitvoering van vrijwillige onderdelen van de pensioenregeling. In deze situa-tie blijft de werkgever verantwoordelijk voor de informatie over de inhoud van de verplichte pensioenregeling. De wetgever maakt hier mijns inziens een onterecht onderscheid. Volgens de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars zijn vrijwillige onderdelen immers onlosmakelijk verbonden met de verplichte regelingen, kan de vrijwillige pensioenopbouw alleen maar worden aangewend voor de inkoop van pensioen ingevolge de verplichte regeling.
Wat betreft de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling geeft de PW een lange opsomming van elementen waarover de deelnemers moeten worden geïnformeerd, waaronder het karakter van de pensioensoorten, de beleggingsrisico's van de deelnemer, indicaties van het te bereiken kapitaal en daarbij gehanteerde veronderstellingen, informatieverplichtingen van de deelnemers jegens de PUO e.d. De bedoelde opsomming doet veel denken aan de financiële bijsluiter. *
De informatieverplichtingen aan de slapers in de PW betekent een duidelijke uitbreiding. Sowieso worden zij bij beëindiging van de deelneming eenmalig geïnformeerd over hun verworven pensioenaanspraken. Voortaan dient deze informatie gepaard te gaan met informatie over afkoop, over arbeidsongeschiktheid omdat de ex-deelnemer zich bij de PUO moet aanmelden voor de premievrije voortzetting, over het vigerende toeslagbeleid (van belang bij de beoordeling natuurlijk of hij tot waardeoverdracht wil overgaan), over een herstelplan (even belangrijk voor de beslissing om de aanspraken bij de desbetreffende PUO achter te laten). Voorts ontvangen de slapers ten minste een keer in de vijf jaar informatie over hun verworven aanspraken en verleende toeslagen, inclusief het toeslagbeleid. Tenslotte kunnen zij altijd op verzoek andere documenten ontvangen (jaarverslag en jaarrekening, richtlijnen beleggingsbeleid, uitruilmogelijkheden e.d.).
In navolging van informatie aan gewezen deelnemers, ontvangen gewezen partners op het moment van de scheiding informatie, zij het alleen met betrekking tot het partnerpensioen (informatie over uitruil en vervroegde pensionering is voor hen niet relevant). De gewezen partner ontvangt voorts eenmalig informatie over afkoop, uitvoering van een herstelplan, toeslagbeleid. Daarna wordt ten minste eens in de vijf jaar informatie gegeven. Er bestaat geen informatieplicht in geval van een nabestaandenpensioen op risicobasis. De gewezen partner kan ook weer op verzoek het jaarverslag en de jaarrekening ontvangen, richtlijnen beleggingsbeleid, herstelplan e.d.
Wat betreft de informatieverstrekking aan gepensioneerden ten slotte, kan ook weer onderscheid worden gemaakt naar eenmalige informatieverstrekking bij pensionering, daarna periodiek (jaarlijks) verplicht respectievelijk op verzoek. In de eerste plaats geeft de PUO een opgave van de pensioenrechten, inclusief- de opgebouwde aanspraken op nabestaanden- en/of wezenpen-sioen. Eenzelfde opgave geldt natuurlijk ook jegens de rechthebbenden op een nabestaanden- of invaliditeitspensioen. Bij de opgave dient opnieuw informatie te worden gegeven over het actuele toeslagbeleid. Daarna volgt periodieke informatie over (de hoogte van) het pensioen, het toeslagbeleid en eventueel informatie over een herstelplan. Tenslotte kunnen gepensioneerden op verzoek het jaarverslag en de jaarrekening ontvangen, de richtlijnen beleggingsbeleid e.d.
Zorgplicht
Specifieke vermelding verdient nog de beschikbarepremieregelingen met individuele beleggingsvrijheid voor de deelnemer. De wetgever is van mening dat die vrijheid moet worden ingeperkt en de deelnemer als het ware tegen zichzelf en onverantwoorde beleggingsbeslissingen moet worden beschermd. Een ongeclausuleerde beleggingsvrijheid past niet binnen de doelstelling van de PW (en ook de huidige PSW), indien door slechte beleggingsbeslissingen van het voor pensioen bestemde kapitaal weinig overblijft. Aanvankelijk wilde de wetgever in de PW garantiebepalingen opnemen, zoals de verplichting van de PUO om ten minste de ingelegde premies terug te geven. Gelukkig is daarvan uiteindelijk afgezien. Maar er is echter niet het advies van de Stichting van de Arbeid en de pensioenkoepels gevolgd om ‘in ruil daarvoor’ dwingende informatieverplichtingen in het leven te roepen voor de PUO terzake jegens de deelnemer(s). Informatieverplichtingen die de deelnemers op alle mogelijke manieren waarschuwen voor slechte beleggingsbeslissingen. De wetgever vond dat te ‘mager’. In plaats daarvan is nu in de PW de zogenoemde zorgplicht voor de PUO opgenomen. Op grond van deze zorgplicht dient de PUO zorgvuldig en in het belang van de (gewezen) deelnemer te handelen, terwijl de beleggingsmogelijkheden worden begrensd. Grenzen zullen worden gesteld, onder meer gerelateerd aan de resterende duur van de deelneming (ofwel de leeftijd van de deelnemer). De PUO heeft als taak, gebruikmakend van zijn professionaliteit, de begrenzingen verder in te vullen. Het is echter de vraag of de begrenzing een zaak van de PUO is of onderwerp van afspraken tussen de werkgever en zijn werknemers in hun pensioenovereenkomst.
Elk jaar moet de PUO onderzoeken of de (gewezen) deelnemer binnen de grenzen van zijn beleggingsvrijheid is gebleven. Indien dat niet het geval is, moet de PUO binnen een redelijke termijn tot aanpassingen overgaan. Eerst wordt de deelnemer daarover geïnformeerd. Als de deelnemer niet reageert, gaat de PUO tot aanpassing over. Maar dat moet de PUO ook doen als de deelnemer de noodzakelijke aanpassingen afwijst.
Informatieverplichtingen over de financiële positie
Na de behandeling van de voorgaande verhoudingen zal de PW afzonderlijk ingaan op de zekerstelling van het pensioen ofwel het financieel toetsingskader (FTK). Over dit onderdeel van de PW is al veel gediscussieerd: allereerst naar aanleiding van de PVK-circulaire van 30 september 2002, naderhand over de hoofdlijnen van het FTK die inmiddels door de politiek zijn geaccordeerd. * De bijbehorende wetteksten zijn nog in de maak.
De informatieverstrekking c.q. communicatie over de financiële positie van de PUO maakt een prominent onderdeel ervan uit, alsmede de communicatie over het indexatiebeleid. Krachtens de PW zal een helder onderscheid gemaakt moeten worden tussen de onvoorwaardelijke en voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling. De nominale pensioenaanspraken worden als onvoorwaardelijk aangemerkt, hiervoor geldt een hoge mate van zekerheid en financiële veiligstelling. Voorwaardelijke onderdelen betreffen aanspraken waarbij de realisatie afhankelijk is van een in de toekomst door de PUO te nemen beslissing, veelal omtrent de indexatieverlening. De PUO moet ten aanzien van de indexatieverlening duidelijk formuleren én communiceren of een indexatie beleid bestaat en wordt gevolgd of niet. Hiervan hangt het af of, en zo ja in welke mate, voor indexaties moet worden gereserveerd. Het is nog onzeker wie (de PVK?) het laatste woord heeft als het gaat om de beoordeling of sprake is van een onvoorwaardelijk of voorwaardelijk onderdeel van de pensioenregeling.
Wil een PUO aangeven dat geen indexatiebeleid bestaat, dan dient dit te worden vastgelegd en gecommuniceerd. Door zogenoemde ‘disclaimers’ moet worden aangegeven dat geen recht op indexatie bestaat, dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst geïndexeerd zal worden, dat aan eventuele indexaties geen aanspraken kunnen worden ontleend en dat er geen reserve voor indexaties is gevormd. Als hierover onduidelijkheid bestaat of onvolledig, onjuist c.q. niet tijdig voorlichting is gegeven waardoor verwachtingen zijn gewekt, hangt hieraan een ongewenst ‘prijskaartje’. Indien de PUO wel een (voorwaardelijk) indexatiebeleid heeft, dient ook dit goed te zijn vastgelegd en moet helder over de invulling daarvan worden gecommuniceerd. Er moet dan sprake zijn van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, de financiering en het feitelijk toekennen van voorwaardelijke indexaties. Er moet, ook als er niet behoeft te worden gereserveerd, zowel inzicht worden gegeven in de feitelijke gang van zaken als in het langetermijnperspectief. Als er wel is gereserveerd, moet worden aangegeven hoe en in welke mate die bestemmingsreserve totstandkomt. Als het indexatiebeleid in nauwe samenhang met de dekkingsgraad wordt vormgegeven - er wordt dan wel gesproken over een ‘beleidsplan’ - zal die relatie moeten worden gecommuniceerd.
Implementatie van de Bolkestein-richtlijn
In de inleiding meldde ik reeds de aan de PW parallel lopende aanpassing van de Nederlandse PSW-aanpassing aan de Bolkestein-richtlijn. In deze richtlijn staan in het kader van de verplichte voorschriften aangaande de bedrijfsvoering van pensioeninstellingen diverse bepalingen met betrekking tot de informatieverplichtingen van de PUO jegens de deelnemers en gepensioneerden, zowel verplicht als op verzoek. De meeste van deze verplichtingen komen overeen met de voornemens die de wetgever al heeft ontwikkeld in het kader van het PW-project. Het is in dit verband interessant op te merken dat een deel van de PW-voorstellen op het deelterrein van de informatieverplichtingen dus niet ‘in alle vrijheid’ totstandkomen en straks tijdens de parlementaire behandeling niet te amenderen zijn. De wetgever kan zich ‘verschuilen’ achter het argument dat bepaalde voorschriften gewoonweg wel moesten worden ontworpen, omdat de Bolkestein-richtlijn hem daartoe dwong. De richtlijn geeft een minimumset van voorschriften, overigens de nationale wetgever mag verdergaan.
Zo moeten de deelnemers voldoende over de voorwaarden van de pensioenregeling worden ingelicht, en met name over de rechten en plichten van alle bij de regeling betrokken partijen, over de financiële, technische en andere aan de regeling verbonden risico's en over de aard en spreiding van die risico's. Voorts dient de PUO aan de deelnemers en gepensioneerden ten minste de hiernavolgende inlichtingen te verstrekken en/of, indien van toepassing aan hun vertegenwoordigers. Informatieverstrekking aan vertegenwoordigers komt in de huidige PSW en de voorgestelde PW niet voor, maar zal vanwege de Bolkestein-richtlijn mijns inziens alsnog een plaats moeten krijgen. Onduidelijk is of bijvoorbeeld hier de vakbonden worden bedoeld of de juridische vertegenwoordiger van betrokkene.
De informatieverstrekking (op verzoek) betreft de jaarverslagen en jaarrekeningen en alle relevante informatie over wijzigingen in de voorschriften inzake de pensioenregeling. Voorts de richtlijnen inzake de beleggingsbeginselen. Vervolgens ontvangt iedere deelnemer op verzoek ‘duidelijke en wezenlijke gegevens’ (ook de Europese wetgever bezondigt zich aan dit soort wetgeving!) over het richtniveau van de pensioenuitkering, het uitkeringsniveau in geval van beëindiging van de dienstbetrekking, de beleggingsrisico's die de deelnemer draagt (inclusief over beschikbarebeleggingsmogelijkheden * en de feitelijke beleggingsportefeuille, evenals gegevens over de kosten van de beleggingen) , over modaliteiten voor waardeoverdracht. De deelnemers ontvangen ook jaarlijks beknopte informatie over de situatie van hun PUO en over het actuele financieringsniveau van hun totale individuele aanspraken. Voorts moet een eventueel herstelplan ter beschikking worden gesteld van de deelnemers en (wederom) hun vertegenwoordigers.
De gepensioneerden ontvangen bij hun pensionering de nodige informatie over de uitkeringen waarop zij aanspraak kunnen maken en over de wijze van uitbetaling. Ik laat de uitgebreide informatieverplichtingen van de PUO jegens de toezichthouder buiten beschouwing.
In dit verband is het curieus dat de Bolkestein-richtlijn binnenkort in nationale wetgeving is omgezet - de PSW-wijziging terzake zal daarna uiteraard worden ‘overgeplant’ in de PW -, maar de desbetreffende informatieverplichtingen gelden voor alle PUO's, pensioenfondsen én verzekeraars. De Bolkestein-richtlijn is namelijk niet van toepassing op verzekeraars. De verzekeraars hebben hun eigen Europese levenrichtlijnen gehad.
Slotopmerkingen
Goede en begrijpelijke voorlichting en communicatie over de pensioensituatie is hoognodig. Deze noodzaak krijgt met de PW de ‘steun’ van wettelijke, dwingend-rechtelijke voorschriften. Er wordt maar weinig aan de zelfregulering overgelaten. De bestaande voorschriften worden aangescherpt, vele nieuwe voorschriften toegevoegd. Er is daarbij een duidelijke lastenverschuiving van werkgever naar PUO zichtbaar. De informatieverschaffing en wijze van communicatie luistert nauw vanwege de daarmee onbedoeld gewekte verwachtingen en bijbehorende financiële risico's voor de PUO en/of werkgever.
Daar waar een compleet nieuwe PW ontstaat, lijkt het mij een duidelijke taak van de wetgever om over die wet met de pensioenuitvoeringswereld goed te communiceren. Ik zou het toejuichen als de overheid over de PW een populaire beschrijving maakt die de PUO's kunnen doorspelen naar hun diverse doelgroepen.
Er zijn nog enkele andere politieke dossiers die wellicht nog hun neerslag in de PW krijgen, zoals de uitvoering van de specifieke tot de institutionele beleggers gerichte aanbevelingen en Best Practices uit de Code Tabaksblat, waarbij de wijze van informatieverstrekking het in populariteit stijgende ‘pas toe of leg uit’-principe volgt. Ook de voorstellen van de Commissie-Staatsen met betrekking tot de beperking van de (wezensvreemde) nevenactiviteiten van pensioenfondsen kunnen nog uitmonden in bijzondere informatieverplichtingen voor dit type PUO. We zullen het uiteindelijk moeten afwachten. Voorts zullen de pensioenfondsen uit eigen beweging, in het kader van hun eigen pension fund governance, hun communicatie met de belanghebbende partijen onder de loep moeten nemen en zonodig verbeteren. Ten slotte zullen de PUO's worden geconfronteerd met verzoeken van de werkgever om informatie die hij nodig heeft voor het opstellen van zijn eigen jaarrekening, een en ander conform de IAS19-voorschriften.
Er zal in de voorbereiding tot de uitvoering van de nieuwe PW door de PUO's veel werk moeten worden verricht. Uit oogpunt van zorgvuldigheid zijn zij daarom gebaat bij een voldoende ruime invoeringstermijn. Eén jaar acht ik in dit verband minimaal nodig. Wellicht vragen bepaalde wettelijke voorschriften of clusters van voorschriften om een langere voorbereidingstijd, maar kunnen daarentegen andere bepalingen direct in werking worden gezet. Ik denk dat de wetgever in deze een genuanceerde en goed gemotiveerde benadering moeten volgen. Een gedoogperiode waarin aan de niet-nakoming van de informatieverplichtingen geen sancties worden verbonden, kan in deze een oplossing zijn.
Weet je zeker dat je deze post als spam wil rapporteren aan de beheerder?
Deze post wordt als spam gerapporteerd aan de beheerder van het forum. Bedankt!
Weet u zeker dat u dit topic wil verwijderen?