Boon/Van Loon

  • Ab

    Hallo,

    Om maar direct met de deur in huis te vallen. Ouderdomspensioen van de man moet nog verdeeld worden, een zogeheten nadere verdeling. Echtscheiding dateert uit 1991. Boon/Van Loon-arrest is van toepassing.

    De man is in 1997 met pensioen gegaan en ontvangt sindsdien ook het gedeelte van het ouderdomspensioen waarop de vrouw aanspraak maakt. De vrouw heeft ter zake alleen een nabestaandenpensioen dat zij pas ontvangt na overlijden van de man. De vrouw heeft geen eigen pensioen opgebouwd.

    De vrouw kan een nadere verdeling vorderen en de rechter vragen ineens te mogen verrekenen of om omrekening in een periodieke uitkering.

    Nu is het mij niet helemaal duidelijk of de contante waarde van zowel het ouderdomspensioen als het nabestaandenpensioen aan verandering (actualisering of indexering) onderhevig is? Bestaat er zoiets als een actuariele contante waarde van de pensioenrechten? Een verdeling in 2010 op basis van de contante waarde van de pensioenrechten uit 1991 lijkt gelet op de inflatie, rente etc. zo onrechtvaardig.

    Daarnaast vraag ik me af hoe het zit het met de pernsioenuitkeringen vanaf 1997. Kan de vrouw daarop nog aanspraak maken? Zijn de pensioenuitkeringen in of buiten de nog onverdeelde gemeenschap gevallen? En ingeval ze erbuiten zijn gevallen, is de aanspraak daarop dan aan verjaring onderhevig?

    Help!

    Met vriendelijke groet,

    Ab

  • Peter Jung

    Hallo Ab,

    In BW 3 art 178 1e lid staat vermeld dat te allen tijde verdeling van een

    gemeenschappelijk goed gevorderd kan worden.

    Met andere woorden: Als er geen afspraken over de verdeling van het

    pensioen ten tijde van de scheiding gemaakt zijn kan dit alsnog

    afgedwongen worden.

    De ex-partner kan wettelijk m.i. niet afdwingen om ineens te verrekenen.

    Die keus kon alleen gemaakt worden op het tijdstip van scheiding.

    Wordt niet gekozen voor de eenmalige uitkering, dan volgt daaruit dat het

    pensioen op de pensioendatum van de man periodiek uitgekeerd wordt.

    Vanaf het moment dat de premiebetaling stopt als gevolg van

    uitdiensttreding of pensionering dient het bedrag geindexeerd te worden

    met hetzelfde percentage waarmee het premievrije of ingegane

    pensioen geindexeerd wordt.

    Overigens zou de man wel kunnen meewerken aan een eenmalige uitkering

    nu. Doordat de man al een aantal jaren met pensioen is zal het lastig zijn

    om te bepalen hoe de waarde van de eenmalige uitkering vastgesteld

    zou moeten worden.

    Je kan de te verrekenen aanspraak niet meer vermenigvuldigen met de

    koopsomfaktor per heden. Vanaf 65-jarige leeftijd zakt de koopsomfaktor immers.

    Een eenmalige uitkering/verdeling eerst in 2010 op basis van de contante

    waarde van 1991 is zeker niet juist.

    Een mogelijkheid zou kunnen zijn om de, neem ik aan, al eerder per datum

    scheiding berekende eenmalige uitkering op te renten met de wettelijke rente

    tot heden.

    M.i. kan de vrouw zeker nog aanspraak maken op de pensioenuitkeringen vanaf 1997

    en dan ook nog eens geindexeerd. Ze vallen m.i. dan ook in de onverdeelde gemeenschap.

    Met vriendelijke groet,

    Peter

  • Ab

    Hallo Peter,

    Bedankt voor je uitgebreide en heldere antwoord.

    Grappig dat je stelt dat ‘te allen tijde’ verdeling van een gemeenschappelijk goed kan worden gevorderd en dat het recht daarop niet aan verjaring onderhevig is.

    Het Gerechtshof Arnhem denkt daar namelijk heel anders over, LJN: BJ3742

    Desalniettemin ben ik met jou van mening dat een dergelijk recht op verdeling nimmer verjaard.

    Geweldige site heb je trouwens, zeer informatief.

    Met vriendelijke groet,

    Ab

  • Peter Jung

    Ab,

    Je doelt op de verjaringstermijn van 20 jaar. Ik weet wat het Gerechtshof Arnhem

    mbt die zaak heeft beslist. Voorzover ik me kan herinneren wordt er in deze zaak

    geen verwijzing gemaakt naar art 178 1e lid BW 3. En eigenlijk is dat merkwaardig.

    E.e.a. indertijd voorgelegd aan een advocatenkantoor en deze bevestigde dat

    te allen tijde niet anders uitgelegd kan worden, dan dat hier geen verjaringstermijn

    op van toepassing is. Wetgeving is uitermate zwart wit.

    Met vriendelijke groet,

    Peter

  • leandro98

    eeeeeee