Versoepeling spaar-VUT-regeling doorgevoerd
Sinds 1 januari 2008 is een versoepeling van de spaar-VUT doorgevoerd. De FNV handhaaft afgesproken beleid.
In de wet VUT, Prepensioen en Levensloop (VPL) was tot 1 januari 2008 aangegeven dat als iemand zijn VUT-uitkering later liet ingaan dan op de VUT-gerechtigde leeftijd, deze VUT-uitkering moest worden “opgerent” met 100 procent. Dit is het doorschuiven van VUT-rechten als iemand langer doorwerkt dan het eerste moment dat er een recht op een VUT-uitkering is.
Uitstel leidt dus tot een hogere uitkering. Deze bepaling is beter bekend als de zogenaamde 'spaar-VUT-bepaling’. Daarnaast werd de mogelijkheid geboden om het overschot door te storten naar het ouderdomspensioen als de VUT-uitkering meer dan 100 procent van het laatstverdiende loon zou gaan bedragen.
Vervolgens is kamerlid Vendrik in november 2007 met een amendement gekomen waarin hij een versoepeling voor heeft gesteld, zodat in plaats van 100 procent minimaal 50 procent ook voldoende zou zijn. In de toelichting op het amendement blijkt dat het gaat om iets meer flexibiliteit onder de randvoorwaarde dat langer doorwerken blijft lonen.
Het standpunt van FNV Bondgenoten in deze is dat gemaakte afspraken niet worden teruggedraaid. Als er dus een spaar-VUT is afgesproken waarbij 100 procent van de VUT-uitkering wordt opgerent, blijft deze afspraak staan.
Verlaging naar 50 procent mag, maar is een minimum en niet de enige mogelijkheid; 100 procent mag ook nog steeds. Als sociale partners de spaar-VUT-bepaling willen aanpassen, moet dit worden bezien in het totaal van afspraken dat in het kader van de wet VPL is gemaakt.
Het is dan mogelijk om bestaande weeffouten in regelingen, bijvoorbeeld het verval van VUT bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd of het verlies van rechten bij overstap naar een andere werkgever (de 15-jaars inkoopregeling), worden aangepast, dus worden verbeterd.
Door deze wijziging kan er meer gewerkt worden aan sectorspecifieke oplossingen. Dit betreft wel een wijziging van de arbeidsvoorwaarden en kan dus alleen na gezamenlijke instemming van sociale partners en niet middels een eenzijdig besluit van de werkgever.