Goede middag Frans,
Geen enkele scheiding is hetzelfde. Op de wijze waarop jij je huwelijk beschrijft kan ik me voorstellen
dat je er zo over denkt. Zonder kennis had ik er waarschijnlijk precies zo over gedacht.
Er zijn even zo veel scheidingen bekend waar de vrouw wel met kinderen achterblijft en doordat de
kinderen te klein zijn (nog) niet aan werken toekomt. Op het moment dat de kinderen groot genoeg
zijn heeft de vrouw een dusdanige leeftijd dat het niet altijd even gemakkelijk is om een baan te vinden.
Maar dat terzijde.
Op het moment dat je in gemeenschap van goederen getrouwd bent valt al hetgeen je verdient in
de gemeenschap, met andere woorden kwam aan jullie beiden toe. Gesteld kan dus worden dat de
pensioenpremies onttrokken zijn aan de gemeenschap.
Pensioen is niets anders als een vorm van uitgesteld salaris. Doordat de pensioenpremie ontttrokken
wordt aan de gemeenschap kan dus gesteld worden dat je ex-partner ook recht heeft op een gedeelte
van dat uitgestelde salaris.
Zolang ze in de kleine kinderen zit en niet aan werken toekomt zal je (kinder)alimentatie moeten betalen.
Als ze uit de kleine kinderen is, kan je een herziening aanvragen van de alimentatie.
Als de alimentatie door wat voor oorzaak dan ook doorloopt tot aan de pensioendatum, zal als het
goed is de alimentatie stoppen op de pensioendatum en in plaats daarvan zal een stukje pensioen
uitgekeerd worden.
Mij is de zaak in Arnhem bekend. Ik ben van mening dat het Boon van Loon arrest niet kan verjaren.
In Burgerlijk Wetboek 3 artikel 178 staat vermeld dat te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk
goed gevorderd kan worden. In BW3 art 306 staat vermeld dat de rechtsvordering alleen verjaard als
de Wet niet anders bepaald. En dat staat nu net wel vermeld in artikel 178.
De rechtsvordering vangt ook niet aan op de datum scheiding, maar op de datum waarop het bezit
verkregen wordt en dat kan alleen maar de pensioendatum zijn.
Er zou alleen sprake kunnen zijn van een rechtsvordering als overeengekomen zou zijn het
pensioen in de boedelscheiding te verrekenen, dus in de vorm van een afkoopsom.
Gezien je reactie zijn jullie dit niet overeengekomen.
Nogmaals, ik kan me je reactie voorstellen, maar het is mijn mening en laat ik het zachtjes
uitdrukken, dat de rechtbank zich vergist heeft.
Vrgrt,
Peter