Het is laat maar toch maar even een poging tot een reactie.
1. De uitspraken van de CGB zijn niet bindend. Het is een weergave van hoe een commissie van deskundigen aankijkt tegen de hele kwestie van gelijke behandeling. Uiteindelijk heeft de rechter het laatste woord. Inmiddels is duidelijk dat een oordeel van de commissie zwaar weegt, maar in een procedure niet bindedn hoeft te zijn. Zo is er op het punt van korten op partnerpensioen i.v.m. leeftijdsverschil bij een tweetal rechters inmiddels een verschillend oordeel geveld omtrent het al-dan-niet aanvaardbaar zijn van die korting. Het zijn wel twee heel verschillende feitencomplexen, zodat je er niet eenduidig een lijn uit kunt trekken. En bovendien zijn het slechts uitspraken in eerste instantie, waarbij hoger beroep is aangetekend, en cassatie na dat beroep nog mogelijk is.
2. Gelijke behandeling wordt nogal eens gemakkelijk aangegrepen om een pensioenregeling te versoberen. Laten we dan even teruggaan naar de historie van alle gelijke-behandelingcases. In alle gevallen werd een procedure aangespannen door een werknemer die bepaalde (pensioen)rechten niet kreeg die een andere werknemer wel kreeg. Ten Pas, Vroege, Barber, noem ze maar op.
Wat velen denk ik vergeten, is dat de insteek ieder keer was om een ACHTERSTAND in pensioen weg te werken. Met andere woorden: gelijke behandeling dient er toe te strekken dat mensen die iets niet hebben, dat wel te geven. Die vorm van gelijkschakeling heeft echter tot gevolg dat de kosten voor een werkgever stijgen. Vertaald naar pensioenen: een parttimer mag je niet uitsluiten, een tijdelijke kracht ook niet, mannen en vrouwen moeten gelijk worden behandeld, burgerlijke staat mag geen rol spelen, etc.
De directe implicatie van een recht-toe-recht-aan gelijke behandeling is nu juist dat de pensioenlasten stijgen, omdat in elke procedure de meestbegunstigde is aangegrepen als maatstaf om aan te tonen dat een minderbegunstigde op grond van welke discriminatoire factor dan ook werd/wordt achtergesteld. De meestbegunstigde lijkt daarmee de maatstaf te worden.
3. Het materiële effect van de hele gelijke behandelingwetgeving lijkt te zijn dat werkgevers, vanuit het kostenperspectief, de minstbegunstigde werknemer als maatstaf gaan hanteren. Gelijke behandeling kent geen ondergrenzen. Kortom: behandel iedereen even beroerd, en je behandelt toch iedereen gelijk. De wetgeving duwt die kant op. Per salod levert dat dus een slechtere pensioenregeling op. En dit is geen doomscenario, maar realiteit. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de dekking voor nabestaandenpensioen op risicobasis.
4. Het hele verhaal over gelijke behandeling staat los van de fiscaliteit. Bij de fiscale regelgeving gaat het vaak om het maximale, wat nog net kan. Daar is voor veel werknemers geen sprake van.
Even terug op de kern van de vraag/opmerking van Simon. Een werkgever mag in een collectieve pensioenregeling de pensioenregeling aanpassen op basis van gewijzigde wetgeving. Dat is een standaard clausule. Ik heb even wat graafwerk gedaan, en ben tot de slotsom gekomen dat die clausule is opgenomen om met name wijzigingen in de sociale verzekeringen, zoals AOW en Anw, af te dekken. Maar waar staat dat die clausule ook hier geldt? Het gaat hier niet om een aanpassing i.h.k.v. fiscale of sociale verzekeringswetgeving.
Een tweede punt is het volgende. Stel een werkgever wijzigt helemaal niets, afgezien van de “marginale” switch van kapitaal- naar risicodekking voor nabestaandenpensioen. N.m.m. is dit een verslechtering van het NP waar de partner voor moet tekenen. Zijn alle handtekeningen er al?